HOOFDSTUK 6
PSYCHOLOGISCHE CONSEQUENTIES
Een van de moeilijkste problemen, die de ruimtevaartgeneeskunde onder ogen zal moeten zien, is de invloed, die de psyche kan ondervinden van de gewijzigde levensomstandigheden.
Het is wel bijzonder verleidelijk om onze gedachten hierover te laten gaan langs existentialistische banen. Het is immers het geheel nieuwe, nooit eerder beleefde "exsistentie"-patroon dat repercussies kan oproepen in het psychisch evenwicht van de ruimtevaarder. Onvermijdelijk zal de bespreking daardoor een speculatief karakter dragen. Wij kunnen moeilijk anders doen dan pogen een analyse te geven van de essentiële factoren der ruimtevaartsituatie en op grond daarvan naar analogieën zoeken in bijzondere omstandigheden of in tot dit doel ontworpen experimenten. Deducerend uit daarbij verkregen gegevens zullen wij moeten proberen ons een verantwoord beeld te vormen van de ruimtevaartsituatie.
De wereld waarin wij zijn, de wereld die wij zijn, is een wereld van contacten en contactmogelijkheden. De inkrimping der contactmogelijkheden schijnt mij toe de wezenlijke bedreiging te vormen voor het psychisch welbevinden der ruimtevaarders. Wil de mens zich kunnen actualiseren in zijn wereld dan zal die wereld hem een houvast en een inhoud moeten geven. Het houvast wordt tot wankelen gebracht door de opheffing of liever verandering van de dynamische ruimtelijke verhoudingen, terwijl het de vraag is of de schamele inhoud van het ruimteschip voldoende inductief vermogen overhoudt voor een gezond voorstellings- en belevingspatroon.
Ziehier dan de vraagstelling: welke drijfveren voeren de ruimtevaarder op zijn verre tocht en zullen die drijfveren - het schijnt paradoxaal - in het volstrekt ledige een hanteerbaar substraat ontmoeten voor de geintentioneerde activiteit. En wanneer die drijfveren eens geen richtpunt vinden of verdrongen en lamgelegd worden door niet verwachte vitale behoeften, wat dan?
Laat ik over die drijfveren kort mogen zijn, in de wetenschappelijke en belletristische literatuur zijn zij getekend in vele nuanceringen. Bij de Saint Exupéry (83,84) vinden wij het verlangen van de vlieger naar meditatie ondanks het trotseren van de ernstigste moeilijkheden; of is het misschien zo dat juist die gevaren en die moeilijkheden gewild en gekoesterd worden om aan de drang tot bezinning een levend perspectief te geven: " Il était sembable á un conquérant, au soir de ses conquétes, qui se penche sur les terres de l’empire et découvre I’humble bonheur des hommes"...; ... " il s’étira un peu, appuya sa nuque au cuir du siège et commena cette profonde méditation du vol, ou I’on savoure une espérance inexplicable-... Ik denk aan wat Rümke (81,82) schreef over het reizen en aan zijn beschouwingen over het Hinausweh. Ik denk aan de publicatie van v. d. Berg (8) over de reve eveillé waarin hij schrijft hoe het openen van een nieuwe horizon het oude landschap reinigt. Ik noem het werk van Bachelard (3) zijn l’Air et les songes, waarin het vertikale element, het zich verheffen uit de aardse gebondenheid in vele toonaarden bespiegeld wordt.
Zo zijn we, als vanzelf, beland in de sfeer van het afstand nemen van de vertrouwde omgeving. Nieuwe vrijheden * worden gezocht en gevonden in de beheersing van het bovenaardse.
(*Het begrip vrijheden wordt hier, als de vrijheidsgraden in de mechanica, gebruikt in de zin van bewegingsmogelijkheden en niet als een grotere onafhankelijkheid in absolute zin.)
De vlieger voelt zijn vermogens aanzwellen, hij tast zijn limieten af en het vliegen is voor hem tot spel geworden, een activiteit om derwille van die activiteit, een doel in zichzelf. Het is als de verrukking die een kind beleeft bij het steeds hoger schommelen en het steeds doller spel van bijna vallen en juist nog opgevangen worden of het rondtollen in wilde werveling en toch staande blijven. Zo zien we voor ons opdoemen Van Wulfften Palthe’s beeld van de nerveus gespannen vlieger. Emotionaliteit, activiteit en overwegend secundaire functie waren eigenschappen die Van Wulfften Palthe (104-107) bij de meerderheid der pioniers in de vliegerij vond. Durf, doorzettingsvermogen en lust tot avontuur hadden zij; zij werden niet door bravour of pralerij gedreven noch waren zij de onverschilligen, de stoerdoeners die geen vrees kenden. Integendeel, zij kenden en erkenden hun vrees en hielden desondanks vol. (Le courage ne consiste pas á n’avoir peur de rien mais de marcher malgré elle).
Ik mis in deze beschrijving ieder contemplatief element, ieder verlangen naar een kosmisch, naar een religieus of zo men wil zelfs eschatologisch beleven en ik vraag mij af of dit te veel strijdig zou zijn met de vereiste dadendrang. Is het dan steeds de vrijheidsverwerving die nagestreefd, nagejaagd wordt en nimmer de vrijheid als verworvenheid die naarstiglijk gezocht wordt. Ik durf hierop geen antwoord te geven; ik ben geneigd ook aan de innerlijke drang tot contemplatie in bepaalde gevallen een plaats toe te kennen, ik denk zowel aan individuele verschillen als aan wisselende tendenties bij verscheidene vliegers en zie een analogie in de bezieling die de bergbeklimmers omhoog voert. In een latere publicatie tref ik bij Van Wulfften Palthe dit beschouwelijk moment wel aan. Het is hier echter niet de plaats om dieper in te gaan op deze problemen waarbij niet alleen phaenomenologische maar ook psychoanalytische inzichten besproken zouden moeten worden (Fokkema 31). Wij zullen ons moeten bezighouden met de vraag waarom en onder welke omstandigheden de persoonlijkheid van de vlieger schipbreuk kan lijden bij de realisering van zijn voorstellingen en van zijn instellingen; wij zullen dit willen weten voorzover het geacht kan worden de ruimtevaartsituatie te regarderen.
Gewapend met die kennis zal de medicus, de psycholoog en de ingenieur ieder het zijne er toe moeten bijdragen om de astronautiek psychologisch veilig te conditioneren, zoals dit voor het verkeer op de weg o.a. door Glastra v. Loon 39 nagestreefd wordt. Zijn beschouwingen over de drijfveren die tot het (onverantwoord) risico nemen leiden zijn ook voor ons van belang: "geldingsdrang en een luxurierend machtsgevoel door identificatie met de wagen, - de druk op de knop, de kleine man in de grote slee -; snelheidsdrang - de lust van het K.M.-vreten, de bedwelmende sensatie der snelheid op zichzelf; de doodsdrift en de homocide drang - verkeerszelfmoord en moord voorts het spel met de dood, de bevrediging der sensatielust en spanningsbeleving van het gevaarrisico." De keuze der auto - zo schrijft Sillevis Smitt (87) - wordt ten dele gedirigeerd door niet bewuste factoren als daar zijn "verhoging van het machtsbewustzijn, erotische tendenzen, waarop in de reclame sterk gespeculeerd wordt, escapisme en agressiviteit".
Laat ik eerst in korte trekken mogen schetsen de moeilijkheden, die men voorziet en de wijze waarop deze moeilijkheden zich zullen manifesteren. Tijdens een recent interview onderzoek (20) bij honderd zeven en dertig Amerikaanse straaljagerpiloten werd herhaaldelijk melding gemaakt van een verschijnsel dat door de piloten zelf als het "break-off"-verschijnsel werd beschreven; zij bedoelden daarmee het gevoel van physieke losraking van de aarde bij het vliegen op grote hoogte. De volgende resultaten van het onderzoek zijn vermeldenswaard:
35% der geïnterviewde vliegers kenden het verschijnsel uit eigen ervaring.
12% der vliegers kenden het verschijnsel uitsluitend uit gesprekken met hun kameraden.
12% der vliegers kenden het verschijnsel zowel uit eigen ervaring als uit gesprekken.
De vliegers bleken zich in meerdere of mindere mate te generen voor hun ervaring. Zij voelden het als een zwakheid, als iets knulligs aan. Met een nauwelijks verholen minachting merkte een vlieger, die het verschijnsel zelf niet kende, op dat hij daar niet dichterlijk genoeg voor was. Toch mag men uit deze gene niet concluderen dat het gevoelsbeleven steeds negatief was of dat het noodzakelijk een belemmering betekende van de vliegvaardigheid. Het effect kan zowel positief als negatief zijn.
Sommigen ervoeren de "break-off" als een verrukking: ik voelde me als een reus, "als een koning", "van banden bevrijd", "de aarde ontworsteld", "dicht bij God". Ik moest denken aan de woorden van Bachelard waar hij schrijft: "en ne donnera jamais trop d’importance au soudain goüt de puissance que prend I’immense bonheur de voler. Un vol puissant n’est pas un vol ravissant, c’est un vol ravisseur".
Anderen daarentegen ondergingen de "break-off" als een totale vereenzaming, een verlorenheid in de leegte, als een verlatenheid. Zij voelden angst en vrees, voelden zich onzeker en ongelukkig en verlangden naar iets, naar een taak, die de gedachten zou wegtrekken van henzelf.
Hoewel het niet te verwachten en ook niet gebleken is dat het optreden en de ernst der verschijnselen een directe samenhang tonen met de vlieghoogte, zo was toch wel de grote hoogte een sterk conditionerend element. Er waren echter nog andere factoren die het optreden van de "break-off" konden provoceren. Zo werden genoemd: nachtvluchten, instrumentvluchten, vluchten boven of onder een wolkendek.
Met deze summiere beschrijving van het verschijnsel zou ik willen volstaan. Zij moge voldoende duidelijk hebben gemaakt waarom de vliegers er zelf de term "break-off" voor geschapen hebben. Zoekend naar een Nederlands of semi-Nederlands woord heb ik gedacht aan contactverlies, contact-verlorenheid, contact-verlatenheid, contact-verbrokenheid. Het laatste woord verdient wellicht de voorkeur omdat het zowel een positieve als een negatieve gevoelsnuancering kan dekken en het nauwste aansluit bij de angelsaksische terminologie. Zouden we over een klassiek gevormd woord beschikken dan zou dit de uitwisseling der gedachten in het universeel medisch idioom vergemakkelijken. Prof. Verdenius was zo vriendelijk zijn gedachten hierover te laten gaan. Na verschillende woorden en woordsamenstellingen beschouwd te hebben beviel ons de term ecplexie het beste. De stam p l e x is dezelfde als die in apoplexie. Het praefix e k spreekt voor zichzelf. Met nadruk wil ik er echter op wijzen dat aan de term ecplexie niet het momentane karakter gekoppeld mag worden dat aan de apoplexie toekomt.
Alvorens het beeld der ecplexie in haar betrekking tot de ruimtevaart te analyseren willen wij onze blik laten dwalen over andere situaties waar de contactverbrokenheid de centrale factor schijnt te zijn. Heron 49 beschrijft een experiment waarbij een aantal studenten, tegen vergoeding van $ 20 per dag, zich onderwierpen aan een afzondering in een cel gematteerd stuk plastic hetwelk de totstandkoming van een scherp gecontoureerd netvliesbeeld verhinderde. Door het achtergrondsgeruis van een fan werd een genuanceerd auditief patroon evenzeer uitgesloten. Om de tactiele indrukken ‘leeg’ te maken werden handen en onderarmen ingewikkeld.
Hoe reageerden nu de proefpersonen op deze uitholling van hun perceptie? Ik wil de bevindingen in het kort releveren: de concentratie werd moeizaam en veelal onmogelijk. De stemming werd geprikkeld, het gedrag kinderachtig. Er traden hallucinaties op zoals die ook bij mescaline intoxicatie en bij photostimulatie beschreven zijn. De hallucinaties waren zowel visueel als auditief of ook tactiel. Een der proefpersonen had het gevoel dat hij getroffen werd door kogels uit een ruimteschip. Werd de afzondering na enige dagen beëindigd dan was het zeer opvallend hoe de proefpersonen het gevoel kregen dat de hele kamer in beweging was. Voorts schenen oppervlakten gekromd en voorwerpen vervormd. Op het electro-encephalogram werd een verlangzaming van het rhythme opgemerkt en zo nu en dan een slaapcurve terwijl toch de proefpersoon wakker was.
Soortgelijke ervaringen zijn bekend uit de beschrijvingen van Christopher Burney (19) en anderen die een gedwongen isolement hebben ondergaan. Over het luguber gebruik, dat voor politieke doeleinden, onder de perverse betiteling van "brainwashing", van deze menselijke reacties gemaakt wordt kunnen wij maar beter zwijgen. Solomon et al. (89) bespreken een aantal autobiografieën waarin de techniek der "brainwashing" tot in finesses wordt vermeld. Het feit dat de gevangenen vaak in een groep bijeen zijn deed aan het psychisch isolement niets af. Zij konden elkaar immers ten enen male niet vertrouwen. Een analoge situatie onderging Walter Gibson, (38) wiens schip tijdens de 2e wereldoorlog werd getorpedeerd. Slechts 4 van de 135 bemanningsleden, die de torpedering overleefden, waren na een maand nog in leven. In die tussentijd verdween geleidelijk ieder gevoel van kameraadschap. Moord, zelfmoord en kannibalisme kwamen voor en de psychische desintegratie manifesteerde zich wederom in hallucinaties.
De geschilderde belevingen laten stellig niet zonder meer conclusies toe over wat de ruimtevaarder te wachten staat. De physieke ontberingen en de psychische bedreigingen zijn van andere aard dan die waaraan de astronaut het hoofd zal moeten bieden. Het is echter de contactverbrokenheid, die hier zowel als daar een desastreuze factor zou kunnen blijken te zijn. Wat mij daarbij bijzonder belangrijk voorkomt is het feit dat ook het groepsverband geen waarborg geeft tegen het psychisch isolement. Er bestaat dan ook alle reden om, zelfs wanneer de ruimtevaarder gezelschap heeft, beducht te zijn voor het optreden van het "break-off" verschijnsel, de ecplexie. Ik vrees dat de ecplexie in de ruimtevaart een veel massaler karakter kan dragen en veel beangstigender vormen kan aannemen, dan wat de ervaringen der vliegers ons zouden suggereren en wel om drieërlei reden. Ten eerste ontbreekt de mogelijkheid de situatie op korte termijn te doorbreken. Ten tweede is de gescheidenheid van de aarde in de ruimte wel grotesk verschillend van die in de onderste lagen der atmospheer. Ten derde zijn de dynamische verhoudingen, zoals in de vorige hoofdstukken besproken, principieel gewijzigd. Door de gewichtsloosheid is de astronaut beroofd van zijn statisch referentie patroon. De tactiele indrukken beantwoorden niet meer aan zijn ervaringen en de bewegingen die hij wil uitvoeren sorteren niet het beoogde resultaat. Zijn toestand is enigszins vergelijkbaar met die van een chauffeur op een spiegelglad wegdek hoewel voor deze laatste de moeilijkheden zich slechts in twee en niet in drie dimensies afspelen.
Zoals reeds in het vierde hoofdstuk werd opgemerkt zijn er enkele onderzoekingen gedaan over het gedrag van mens en dier tijdens de gewichtsloze toestand. Een recente studie van Gerathewohl (36) beschrijft de ervaringen bij 47 vrijwilligers. Het vliegtuig waarin deze proefpersonen beurtelings plaats namen, beschreef een Kepler’se, bij benadering dus parabolische baan. Gedurende korte tijd waren de inzittenden dientengevolge ten opzichte van hun omgeving gewichtsloos. Ongeveer de helft der proefpersonen ervoer generlei moeilijkheden. Integendeel, zij schilderden hun belevenissen als een sensatie van rust en comfort, een sensatie waarvan zij genoten.
Voor de tweede groep, bestaande uit 11 personen, waren de sensaties niet werkelijk onaangenaam maar niettemin merkten zij toch op dat zij wat draaierig werden terwijl ook over misselijkheid in lichte graad geklaagd werd.
De overige 14 personen werden ernstig luchtziek. Zij vermeldden allerhande
onaangename sensaties: voorover en achterover vallen, het gevoel op de kop te
staan, om te rollen, weg te drijven en volledige desoriëntatie wanneer
zij de ogen sloten (zie tabel).
Er zijn enkele feiten uit dit belangrijke onderzoek die speciaal de aandacht
vragen in verband met wat de ruimtevaarder te wachten staat.
HOW IT FEELS TO BE WEIGHTLESS
Responses of 47 human subjects to short periods of weightlessness
Group |
No. of subjects |
Attitude prior to flight |
Psychological reactions |
Phychological symptoms |
Autonomic disturbances |
I |
22 |
Normal, or slightly apprehensive |
Sensation of rest or Blow floating: feeling of wellbeing. comfort. pleasure. relaxation. enjoyment and exhilaration; same experience during repeated exposure; euphoric or enthusiastic responses. |
Tingling and "light" feeling at abdomen: slight giddiness; slightly increased perspiration; hyperventilation; hyperactive Patellar reflex. |
None |
II |
11 |
Normal, or slightly apprehensive |
Sensation of floating at tumbling forward and backward; sensation of falling or lift during transition: sensation of standing on head, or being suspended in an inverted position, mildly elated situation, neither unduly pleasant nor exactly comfortable |
Slightly disoriented when eyes open; more disoriented with eyes closed; mildly dizzy and nausiated with increasing hot or cold feeling. perspiration and hyperventilation; tired and sleepy after exposure; no appetite for several hours. |
Moderate degree of nausea; mild vertigo, especially during rolls and increased GNP. |
III |
14 |
Normal. or slightly apprehensive: occasionally fear and acute anxiety prior to and daring flight |
Sensation of floating. drifting and tumbling; sensation of falling forward or rolling over "light" or "strange" feeling in head and stomach; pleasant in the beginning with increasing experience of discomfort |
Symptoms of generalized motion sickness including sweating, dry throat, increased salivation, feeling of coldness or heat. ing of coldness or heat. |
Vertigo and nausea; vomiting during flight |
Overgenomen uit Astronautic2 1 November 1957.
Voor de ruimtevaarder is de gewichtsloosheid een permanente situatie, terwijl de proefpersonen uit dit onderzoek slechts korte tijd - maximaal 40 sec. - gewichtsloos ten opzichte van hun omgeving waren. Men kan zich nu afvragen of de beschreven verschijnselen het gevolg zijn van de gewichtsloosheid of van de gewichtsverandering als functie van de tijd. Hierop is vooralsnog helaas geen antwoord te geven. Ten tweede is het opmerkelijk hoe groot de individuele verschillen zijn bij deze groep van vrijwilligers die toch allen over vliegervaring beschikten.
Ten derde valt de grote verscheidenheid der sensaties op. Men zou wellicht
geneigd zijn te veronderstellen dat herhaaldelijk zo niet altijd een gevoel
van recht naar beneden vallen beschreven zou worden. Niets is echter minder
waar. Integendeel, bij het inzetten van de parabolische vlucht werd steeds opgemerkt
een gevoel van omhoog getrokken worden.
Niet alleen de sensaties en de reacties van de mens op de toestand van gewichtsloosheid
zijn voor ons van belang, maar evenzeer willen wij ons een voorstelling maken
van zijn handelen onder die omstandigheden. Hoe zal de astronaut zich buiten
zijn schip in de ruimte bewegen om werkzaamheden te verrichten aan zijn schip
of om over te stappen van ruimteschip naar ruimtestation?
Men stelt zich voor dat hij zich hiertoe van een raketpistool zal bedienen. Deze ongewone locomotorische techniek zal echter geleerd moeten worden en het is daartoe dat men een zgn. personal-propulsion trainer ontworpen heeft. De proefpersoon wordt daarbij geplaatst in een cardanisch opgehangen systeem dat niet alleen óm drie assen maar ook langs drie assen vrijelijk beweeglijk is. Hij krijgt een lichtpistool in de hand, terwijl om hem heen een netwerk is van photo-electrische cellen, welke de bewegingen van zijn systeem tegensturen onder invloed van de opvallende lichtstraal. Bij deze ruimtetrainer, die beschreven is in Collier’s (15) van 7 maart 1953, is de proefpersoon uiteraard niet gewichtsloos opgesteld. Slechts zijn stuurreacties zijn ruimte-aequivalent geconditioneerd.
In de bemande satelliet, het ruimtestation dat permanent om de aarde moet draaien, zal de gewichtsloosheid weliswaar plaats maken voor een inertieel gewicht tengevolge van de centrifugale versnelling, maar hierdoor worden de moeilijkheden slechts verlegd. De conflicten in de zintuigelijke informatie treden nu eerst recht op en het gevaar is niet denkbeeldig dat de bewegingsziekte, in casu satellietziekte, het hare ertoe bij gaat dragen om de psychische spankracht en het physiek uithoudingsvermogen op de proef te stellen. Dit kwam in het vorige hoofdstuk ter sprake. De pioniers der ruimtevaart zullen met al deze factoren rekening moeten houden. De medici en de psychologen, zullen de selectie en de indoctrinatie van de candidaat-ruimtevaarders mede hierop moeten afstemmen. Zij zullen in nauwe samenwerking met de ingenieurs het principe der human-engineering het volle pond moeten geven bij het ontwerp van een ruimteschip en daarmee zijn wij teruggekeerd op ons uitgangspunt hetwelk was de situatieve gegevenheid der aeronautiek en astronautiek: het belevingsbeeld, de zijnsvorm van de astronaut. Hierover dan een enkel woord zoals ik meen me deze te moeten voorstellen:
De persoonlijkheid van de vlieger, zijn imaginatie, vormt zich een werkelijkheid,
die zij wil actualiseren. Men spreekt in de Angelsaksische literatuur van motivatie,
wij zouden wellicht de term actualisatieschema kiezen. Het zich verheffen boven
de aarde, het bevrijd zijn van de banden, het spel met de eigen physieke vermogens
zijn hierbij enkele der reeds eerder genoemde drijfveren.
De kracht der drijfveren en de duurzaamheid der imaginatie zijn karaktereigenschappen
die aan de motivatie, aan het actualisatieschema, de actualisatie-energie moeten
verlenen. Men zou dit de instigatie kunnen noemen.
Om, tenslotte, een actualisatie beantwoordend aan het actualisatieschema mogelijk te maken moet de vlieger over een zekere vaardigheid, "skill" beschikken.
Zeer in het kort zie ik nu de moeilijkheden als volgt gegroepeerd:
Zal nu de ruimtevaarder opgewassen blijken te zijn tegen de voorziene moeilijkheden of zal de ecplexie zich manifesteren als een onverholen obsessie als een vitale angst, waarvan de Saint Exupéry zegt: "L’angoisse est due á la perte d’une indentité véritable". En zal der astronauten lot nog verder verzwaard worden door de kwellingen der satellietziekte als gevolg van de desoriëntatie en de desequilibratie? Wanneer wij dan bedenken hoe de satellietziekte op haar beurt de ecplexie kan versterken dan is de cirkelgang om de aarde eerst recht tot een vicieuze cirkel geworden. Met opzet heb ik dit alles wat somber belicht; ik geloof dat het adaptatievermogen van de mens schier onbegrensd is maar het lijkt me noodzakelijk om bedacht te zijn op de psychische en physieke lasten die de ruimtevaarder zal moeten tillen als tegenwicht voor het erlangen van materiële gewichtsloosheid.
Men zou mij kunnen verwijten, dat ik in dit hoofdstuk over psychologische consequenties van de ruimtevaart bij herhaling gewag heb gemaakt van physieke moeilijkheden. De rechtvaardiging daarvoor ligt niet alleen in het feit dat deze laatste hun repercussie hebben in de psyche maar evenzeer omgekeerd, omdat zij, zich uitend als bewegingsziekte, in casu satellietziekte, naar mijn mening situatief geconditioneerd zijn. Hier vatten wij dan, voor een slotwoord, de draad weer op die wij in het vorige hoofdstuk hebben afgebroken. Daar werd de situatieve bewegingsziekte theorie reeds geplaatst tegenover de vestibulaire die zegt: (102) ,,The vestibular organ in sea-sickness is overcharged and out of order and from it results dizziness and fear."
Ik geloof dat deze zienswijze noch in haar aetiologische noch in haar phaenomenologische aspect geheel juist is. De aetiologische zijde kwam reeds ter sprake in het vorige hoofdstuk. Wat de phaenomenologische zijde betreft- zo acht ik de duizeligheid noch de vrees te behoren tot het primaire verschijningsbeeld der bewegingsziekte. In verband met haar betekenis voor de ruimtevaart wil ik pogen een nadere phaenomenologische omschrijving te geven van wat zich bij de bewegingsziekte voordoet:
De bewegingszieke ervaart een motorische instabiliteit als gevolg van een zintuigelijke ontoereikenheid, of incompatibiliteit. Met andere woorden: het subject ervaart een contactbemoeilijking met zijn wereld omdat zijn zintuigsysteem niet afgestemd is op het voor hem instabiele karakter dier wereld. Het verschil met de duizeligheid zou ik aldus willen formuleren: De duizelige ervaart een motorische instabiliteit als gevolg van een zintuigelijke ontregeling. Met andere woorden: het subject ervaart een contactbemoeilijking met zijn wereld omdat de zintuigelijke evenwichtsfunctie ontredderd is. Deze ontreddering - hetzij hier terloops opgemerkt - behoeft niet in het zintuig zelf te liggen, zij kan ook centraal zijn (vasculair, hypoglycaemisch etc.) of kan zuiver psychogeen bepaald zijn zoals dat b.v. bij de beëindiging van een psychoanalyse wel voorkomt.
Steeds wanneer ik aan iemand die de bewegingsziekte uit eigen ervaring kende,
de vraag voorlegde of hij zich daarbij duizelig had gevoeld, was het antwoord
ontkennend. Ik meen dat juist in het ontbreken van de duizeligheid nu omgekeerd
een argument te vinden is voor het niet traumatische ontregeld zijn van het
vestibulair apparaat bij de bewegingsziekte.
Ook de vrees is in het beeld der bewegingsziekte, zoals ik dat ken, zeker geen
primair verschijnsel. Zie ik het goed dan is er veeleer sprake van een krampachtige
preoccupatie met de telkens terugkerende stabiliteitsmoeilijkheden. Het onvoorspelbaar,
discontinuë karakter der moeilijkheden werkt verlammend op iedere anticipatie
en doelgerichte parering. De stress - om in Selye’s terminologie te spreken
- is daarom zo zwaar te verduren omdat zij noch adaequaat bevochten, noch veilig
ontvloden kan worden.
Vat ik de hier ontwikkelde gedachtengang samen dan zie ik de psychische problemen voor de ruimtevaart als volgt:
De contactmogelijkheden met de buitenwereld die een zijnsbehoefte vormen voor de mens worden enerzijds in ernstige mate ingekrompen door een vervaging van het zintuigelijke stramien waarop zij afgestemd zijn. Zo dreigt de break-off, de ecplexie, Anderzijds kan er een ontwaarding van die contactmogelijkheden optreden tengevolge van de zintuigelijke en motorische ongrijpbaarheid van die buitenwereld met zijn gewijzigd dynamisch patroon. Zo dreigt de bewegingsziekte in casu de satellietziekte.
Zal de mens in de lege ruimte dan niets vinden buiten zichzelf? Zal iedere
activiteit reeds in de kiem gefrusteerd zijn of zal hij in staat blijken die
lege ruimte te vullen met een nieuw werkelijkheidsbeleven dat hem in staat stelt
tot denken en handelen en zijn?
Ik vertrouw dat het laatste het geval zal zijn; dat de mens zich zal weten te
ontworstelen aan de obsederende preoccupatie met het eigen zelf en zich een
nieuwe zijnswereld zal weten te vormen.
Ik durf nog een stap verder te gaan en veronderstellen dat de astronaut in
plaats van een contactonmogelijkheid met de buitenwereld te ervaren, integendeel
zal kunnen komen tot een harmonie beleven met de buitenwereld, met de kosmos.
Daarmee is naar mijn gevoel de voorwaarde geschapen voor het optreden van een
geluksgevoel. Een aesthetisch configurerend schouwen schijnt mij toe voor het
beleven van een harmonie en dus ook voor het optreden van het geluksgevoel noodzakelijk
te zijn.
Nu krijgt de ruimte eerst recht haar volle perspectief; zij opent de mogelijkheid
tot een kosmisch beleven van de mens met zijn wereld. De uitingen van menselijk
zijn - zijn voelen, zijn denken, zijn strevingen -verliezen hun tijdsbinding,
hun gerichtheid op het resultaat. Zij zijn expressie geworden van het leven
zelf, actief en contemplatief en worden als zodanig ervaren.
Het geluksbeleven is een uitingsvorm van menselijk zijn en kan als zodanig door de psychologie bestudeerd worden. Verder kan de psychologie niet gaan. Zomin als de natuurwetenschappen ons iets kunnen leren over de natuur zelf, zomin draagt de psychologie kennis van het wezen van ‘s mensen geest. Over wat transcendent is vermag de ruimtevaartgeneeskunde geen uitspraak te doen, de ruimtevaartgeneeskundige niet anders dan op eigen gezag. Zo worden de laatste alinea’s begrepen.
Zonder verpozen vormt de mens zich een wereld en kiest hij zich een toekomst. In zijn rusteloos streven in zijn gevecht met de tijd is hij gedoemd totaal verliezer te zijn. Handelend, denkend, strevend, dromend is hij immer gepreoccupeerd met een toestandswijziging binnen zijn wereld, met details uit die wereld, die zelf voor hem onbekend, a-prioristisch blijft! Zijn leven wordt beheerst door "target-fascination". De toekomst die hij zich kiest zal hem nimmer toebehoren omdat die toekomst hem zelf voortdurend ergens anders plaatst, iets anders doet zijn, en tot iemand anders maakt. Slechts dan wanneer hij zich in zijn willen, zijn voelen, zijn denken weet te objectiveren, het weet te zien als een zich aan hem voltrekkend levensproces, slechts dan zal hij niet langer de dienaar behoeven te zijn van de tijd. De woorden van Mephistopheles:
"Und treibt sich doch im Kreis, als wenn es wäre Ich liebte mir dafür
das Ewig-leere" zijn dan, als fatalistische lotsbeschrijving voor hem krachtsloos
geworden.
Het moge de mens gelukken in de ruimtevaart een grotere driedimensionale vrijheid
te vinden; het moge hem daarbij beschoren zijn een nog hogere vrijheid te verwerven
in de vierde dimensie: de tijd.